Grammatica: zinsontleding en woordsoortbenoeming in vogelvlucht, met simpele voorbeelden zo eenvoudig mogelijk uitgelegd. ZINSONTLEDING IN DE NEDERLANDSE TAAL. Onderwerp (ond) "Handelend" persoon of voorwerp in een zin. Antwoord op de vraag: wie/wat [persoonsvorm]? Wie haalde? Jan haalde. Persoonsvorm (pv) Vind = pv Werkwoordelijk gezegde (wwg) Alle werkwoorden in de zin. Ben geweest = wwg Naamwoordelijk gezegde (nwg) Werd mislukking = nwg werd = werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord) mislukking = naamwoordelijk deel (zegt iets over het onderwerp) Lijdend voorwerp (lv) Het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde + onderwerp. Wat gooide de jongens? Antwoord: sneeuwballen. Wie waarschuwde ze niet op tijd? Antwoord: hem. Meewerkend voorwerp (mv) Antwoord op de vraag aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp. Aan wie geeft Kees een hond? Antwoord: Henk. Voorzetselvoorwerp (vv) Antwoord op de vraag: [voorzetsel] wie/wat [pv] [onderwerp] [eventueel bijv. bepaling] vraag: Aan wat twijfel ik? Aan deze methode. Vraag: Naar wie luister ik niet graag? Naar hem. Bijwoordelijke bepaling (bwb) Het antwoord op vragen als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waaruit, enzovoorts. Wanneer ga ik voetballen? Antwoord: morgen. Bijvoeglijke bepaling (bvb) Zegt iets over het kernwoord in een zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling geeft een bijzonderheid, een kenmerk of een eigenschap van het kernwoord. De bepaling kan voor of achter het kernwoord staan. Bijstelling (bijst) Is een soort bijvoeglijke bepaling en is ook een deel van een ander zinsdeel. De bijstelling staat altijd achter het kernwoord en noemt dezelfde zaak of persoon nogmaals, maar dan met andere woorden. Daarom staat een bijstelling tussen komma's. WOORDSOORTBENOEMING IN DE NEDERLANDSE TAAL Lidwoord (lw) Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een. Zelfstandig naamwoord (znw) Een zelfstandig naamwoord duidt mensen, dieren of dingen aan. Ook (eigen)namen zijn zelfstandige naamwoorden. Bijvoegelijk naamwoord (bnw) Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan en staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord. Als er een koppelwerkwoord in de zin staat, staat het bijvoeglijk naamwoord achter het koppelwerkwoord. Zelfstandig werkwoord (zww) Het werkwoord dat de handeling in een zin aangeeft. Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in de een zin. Koppelwerkwoord (kww) Het werkwoord dat een onderwerp met een ander woord verbindt (koppelt). Dit andere woord is meestal een znw of een bnw. De belangrijkste koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven. Er staat altijd maar één kww in een zin. Hulpwerkwoord (hww) Het werkwoord dat geen handeling aangeeft. Er moeten minstens twee werkwoordsvormen in een zin staan, om in een zin een hww aan te treffen. Voorzetsel (vz) Bijvoorbeeld: in, op, na, voor, achter. Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Het komt voor als onderwerpsvorm of als voorwerpsvorm. Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Het kan zelfstandig of bijvoeglijk voorkomen. Bij zelfstandig gebruik staat er dan een lidwoord voor. Wederkerend voornaamwoord (wederkerend vnw) Een wederkerend voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Het verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt nog een keer in een andere vorm terug. Wederkerig voornaamwoord (wederkerig vnw) Een wederkerig voornaamwoord verwijst naar meer personen. Vragend voornaamwoord (vr. vnw) Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat, welke, en wat voor. Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het lidwoord voor een zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst dan naar het zelfstandig naamwoord. Het kan ook zelfstandig in een zin voorkomen. Dan vervangt het woorden of woordgroepen die mensen, dieren of dingen aanduiden. Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord of een woordgroep die vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord staat. Zo'n woord of woordgroep noem je het antecedent. Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw) Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een persoon of een ding zonder nadere bijzonderheden te geven. Bijvoorbeeld: iemand, niemand, iets, niets, menigeen. Telwoord (telw) Telwoorden geven een hoeveelheid aan. Er zijn verschillende soorten telwoorden. Bepaalde hoofdtelwoorden geven een nauwkeurige hoeveelheid aan. Bijvoorbeeld: twee, driehonderd. Onbepaalde hoofdtelwoorden geven een onnauwkeurige hoeveelheid aan. Bijvoorbeeld alle, weinig, wat, veel, sommige. Bepaalde rangtelwoorden. Bijvoorbeeld: eerste, tweede, derde. Onbepaalde rangtelwoorden. Bijvorbeeld: middelste, laatste. Aanvullingen of commentaar kunt u mailen naar info@corneliszoon.com. Reacties. Vroeger leerde ik op school de zinsontleding van onze N.T. Het ging ondermeer over het gezegde, het onderwerp, de persoonsvorm en ga zo maar door. Als ik de nieuwslezer Philip Freriks op de TV hoor zeggen "de gemiddelde Nederlander schijnt zich niets aan te trekken van de crisis" en ik ga deze zin ontleden volgens de regels, dan kom ik er niet meer uit. "schijnt" is in deze zin toch de persoonsvorm? (wie schijnt= de gemiddelde Nederlander= onderwerp? ) Gemiddelde Nederlander die schijnt, haha, met een zaklantaarn of een kaarsje? Ik kan het mis hebben, maar volgens mij schijnt "het" dat de gemiddelde nederlander zich niets van de crisis aantrekt. Als u het zich nog kan herinneren? Enige jaren geleden. Groot dictee der Nederlandse taal. Philip Freriks dicteert op TV: "Deze kei blijkt te zijn vergiftigd door dioxine" Het is de kei die blijkt? Volgens mij is "het" wat blijkt. Heeft deze verloedering (uitspraak Driek van Wissen) te maken met gebrek aan taalgevoel of stijl? Het is niet alleen Freriks die deze versprekingen doet maar soms lees of hoor ik in de media soortgelijke zinnen die eigenlijk niet normaal te onleden zijn. Zit ik er helemaal naast of heb ik mijn taallesjes goed begrepen? Jur Heikes, Veendam. Het schijnt dat Philip Freriks het vak van nieuwslezer niet altijd correct beoefent — red. |